Ontstaan van Judo

De Japanner Jigoro Kano is de grondlegger/ geestelijke vader van de Judo. Hij kreeg les en leerde van Jiu-Jitsu leraren voldoende technieken om zodoende een nieuwe naam aan technieken te geven dat genoemd werd JUDO. Judo is een basisontwikkeling voor lichaam en geest. Terwijl Jiu-Jitsu veel verder gaat in technieken en lichamelijke ontwikkeling.

Letterlijk betekent Judo: ZACHTE WEG. Meegeven met de kracht van de ander. Het verstoren van het evenwicht en een positieve inzet, zonder geweld. Verder staat Judo ook voor een soort opvoedingssysteem, Leren respect hebben voor de ander. Oftewel elkaar helpen en begrijpen. Een goed mens worden en op die manier bijdragen aan een betere maatschappij. Judo wordt dus niet te pas en te onpas gebruikt!!! Een judo-oefening kan echter niet zonder een partner uitgevoerd worden.

Voor dhr. Kano was judo een soort leerweg. Leren door te vallen en opstaan. Regelmatig trainen bevordert de ontwikkeling van logisch denken, logisch oordelen en het hebben van zelfvertrouwen. Je traint het hele lichaam.

Tenslotte kunnen Judoka’s elkaar in wedstrijden bevechten. Tijdens deze wedstrijden wordt er door officiële scheidsrechters door het toepassen van strenge doch simpele regels op toegezien dat de strijd veilig verloopt.

Technieken van Judo.

Grondtechnieken (ne-waza) bestaande uit: Houdgrepen, verwurgingen, armklemmen. beenklemmen en nekklemmen. Behalve houdgrepen worden deze technieken echter niet geleerd aan jeugd beneden 12 jaar. Dit is niet verantwoord gezien het enorme enthousiasme van deze jeugd en de mogelijke kans op letsel.

Werptechnieken: (nage-waza) Beenworpen, armworpen, heupworpen, schouderworpen en offerworpen. Bij de grond- en werptechnieken zijn er verschillende mogelijkheden tot het doen van combinaties, bevrijdingen en overnames.

Daarnaast zijn er nog de zogenaamde “Kata’s”.

Kata’s zijn technieken welke in bepaalde volgorde tijdens een demonstratie worden uitgevoerd. Door het regelmatig oefenen verkrijg je een grote controle over de werp-en valtechnieken.

Bandexamens

Een keer per jaar vinden er binnen onze vereniging examens plaats.

De judoka kan zo laten zien wat hij/zij met hard trainen heeft bijgeleerd. Dit wordt dan beloond met een Kyu (band). Er zijn verschillende kyu-graden: wit-geel-oranje-groen-blauw-bruin.

Als tussenstap zijn er voor de jeugdjudoka’s nog de zogeheten slippen in dezelfde kleur als een band. Ook heb je de dan-graden (meester graden). De zwarte band is de laagste dan-graad (1e tot 5e dan). Tot en met de 3e Dan behoor je tot de beginnende judoka’s. Vanaf de 4e Dan ben je gevorderd bij de 5e Dan ben je vergevorderd en wanneer je de 6e Dan hebt dan mag je Meester genoemd worden. (vanaf de 6e tot en met de 8e dan krijgt de band ook een andere kleur; rood/wit geblokt, de 9e en 10e dan zijn rood)

Valoefeningen

Als je de valtechnieken meteen goed aanleert, leer je het lichaam wennen aan vallen. Door veelvuldig oefenen leer je om, zonder krampachtig te zijn, te vallen zonder je pijn te doen. Een goede valtechniek geeft zelfvertrouwen en speelt ook een positieve rol bij andere sporten. Valbreken zorgt ervoor dat je je ook buiten de judomat minder pijn zal doen als je valt.

Bij het aanleren van valoefeningen is het belangrijk dat een val automatisch en goed gebeurt. Het moet niet zo zijn dat je erbij na moet denken.

Deze weg is moeilijk en wordt dan ook alleen bereikt door steeds opnieuw te herhalen. Zou je het vallen niet goed aanleren dan kom je bij volgende technieken in de problemen. Elke training weer ligt hier dan ook de nadruk op. Een beginnend judoka zal dan ook zeker in het begin mopperen dat alles zo lang duurt en dat hij/zij steeds hetzelfde weer moet herhalen. Valbreken is echter een belangrijke veiligheidsmaatregel .

Wedstrijden

Naast trainingen zijn er ook judowedstrijden. Net zo goed als bij een andere sport doe je daar veel ervaring op. De judoka raakt bekend met de regels die gelden en het helpt misschien ook bij het verbeteren van je zelfvertrouwen. De regels zijn eenvoudig maar wel streng.

Er zijn “echte” scheidsrechters die erop toezien dat alles volgens de regels verloopt. Een judowedstrijd begint pas als beide judoka’s tegenover elkaar op de mat staan en elkaar gegroet hebben.

Dan zegt de scheidsrechter “hajime” en je kunt beginnen. Als een wedstrijd ten einde is roept de scheidsrechter “sore-made”. Een wedstrijd kan ook tussentijds gestopt worden door te zeggen “maté”. De scheidsrechter geeft d.m.v. tekens aan wie hoeveel punten verdient. Op een scorebord wordt dit bijgehouden.

Kleding en Uitrusting

Judo wordt beoefend in een judo-gi (pak). Dit bestaat uit een broek en jas. De kimono wordt dichtgehouden door middel van een obi (band).

Je behoort die obi te dragen die je als laatste hebt behaalt tijdens je examen. Dit is dan voor andere ook duidelijk om te zien hoe ver jij al bent in judo.

Je judo-gi mag je pas aantrekken vlak voor het moment dat je gaat beginnen. Het is dus niet toegestaan dat je het judopak thuis al mag aantrekken.

Hygiëne

Het is ook heel belangrijk voor zowel jezelf als je partner, om je vinger- en teennagels kort en schoon te houden. Draag ook slippers zodat er geen vuil van buiten op de mat kan komen.

De judo etiquette, opgesteld door Majuso, wordt aan elk lid uitgereikt. Hierin staan de belangrijkste spelregel op en rond de mat vermeld.

Groeten “Beleefdheid”

Judo komt vanuit een Aziatisch land en daar groet men elkaar op een heel andere wijze dan hier bij ons. In Japan heeft bijvoorbeeld groeten een hele belangrijke betekenis. Hoe verder en dieper je buigt, hoe belangrijker men de andere persoon vindt. Met Judo hebben wij daar iets van over genomen.

De Judogroet speelt een belangrijke rol. Wanneer een les/training begint zitten alle judoka’s aan de rand van de mat. De sensei (leraar) neemt voor de groep plaats en zegt “rei”(groet). Iedereen groet terug en buigt voorover met de handen naar voren. Aan het einde van een les groeten de judoka’s weer als dank voor wat ze hebben geleerd.

Wanneer een wedstrijd plaats vindt brengen de judoka’s staande een groet naar elkaar omdat je je partner respecteert en dat je je sportief en hulpvaardig zult gedragen. Als de wedstrijd stopt groet je nogmaals met het gezicht naar elkaar toe als dank.

Beleefdheid, houding en respect zijn allen zeer belangrijk. Beleefdheid is in de dojo een vanzelfsprekende fatsoensvorm om met je leraar en medejudoka’s om te gaan. Zorg dan ook voor een correcte houding, als je moet wachten of luisteren naar een uitleg van je leraar. Het is dus echt niet toegestaan om dan languit te gaan liggen. Correcte houding wil zeggen: Zitten op je knieën of in kleermakerszit.

Respect wil bijvoorbeeld zeggen dat je iemand meteen uit de houdgreep loslaat zodra hij/zij afklopt. Hou tijdens de training ook rekening met de grenzen van je partner bij het uitvoeren van de technieken.

Angst

Angst kan hinderen en vervelend zijn. Ook bij judo kan dit voorkomen. Wat kan een reden zijn en wat kun je hieraan doen?

  • Bang om te mislukken: Fouten maken we allemaal en dat mag, tenslotte ben je op judo om te leren.
  • Bang voor pijn aan je lichaam: Vertrouwen in jezelf krijgen en goed opletten tijdens de uitleg van valtechnieken. Ook dit moet geleerd worden. Leren kun je door heel veel oefenen.
  • Vertrouw en geloof in jezelf.